Feeds:
Berichten
Reacties

Ultieme wraak!!!

Het was een ongebruikelijk publiek gisteren bij de vertoning van Inglorious Bastards. De meeste Tarantinofilms trekken doorgaans een jong publiek dat het wrede geweld kan waarderen. Gisteren echter schuifelden veel oude dametjes voorzichtig naar hun plek. Joodse oude dametjes wel te verstaan.

Het verhaal is simpel. Een groep joodse mannen wordt achter de Duitse linies gedropt met een eenvoudige missie: zoveel mogelijk nazi’s doodmaken en dat liefst zo gruwelijk mogelijk. Ik zal het verloop van de film niet verklappen, behalve dat hij behoorlijk gruwelijk is. Veel rauw geweld. En veel rauw menselijk vlees. Een aantal scenes past beter in een horrorfilm.

De dametjes konden het echter wel waarderen. Ik vond het een goede film, kraaide een oudje na afloop, terwijl jongemannen onpasselijk geworden naar de wc kropen. Inglorious Bastards is dan ook de ultieme wraakfilm. Goed, hij snijdt wat bochten af – iedere Duitser is slecht – maar de jood kan net zo slecht zijn. De jood, tenminste in deze film, laat zich niet gedwee afvoeren in een veewagon. De jood, kortom vecht terug.

Het resultaat is een compleet a-historische film dat inhoudelijk kant noch wal raakt. Maar hij is vermakelijk. Al is het maar om 2,5 uur mee te gaan in die wraakfantasie, die onlangs al het bloed, toch wonderschoon is.

VOC-mentaliteit, toch?

Premier Balkenende werd drie jaar geleden zowaar een beetje boos in de Kamer. Hij was het navelstaren en mopperen zat. Nederland moest weer optimistisch de wereld tegemoet zien. Dynamiek! Over de grenzen kijken! Een VOC-mentaliteit! Riep hij. Hij schrok blijkbaar van zijn eigen woorden, want hij voegde er vertwijfeld aan toe: Toch?

Wat hij precies met die VOC-mentaliteit bedoelde, legde iedereen weer anders uit. Ik maak ervan dat het om durf gaat. Want als de koene scheepvaarders en ontdekkingsreizigers iets hadden, dan was het moed. Op een gammel schip de nog half onbekende zeeen bevaren op zoek naar specerijen en andere koopwaar. Moed, gespersonificeerd in mannen als Arent van Curler en Michiel de Ruyter.

Maar niet voor niets spreken ze in Amerika van Dutch Courage: Nederlanders tonen vooral moed in bevlogen situaties, meestal als ze dronken zijn. In het nuchtere dagelijks leven zijn we gewoon weer een stelletje schijterds.

Want nu is er een meisje met ambitie, Laura Dekker uit Wijk bij Duurstede. Ze wil solo de zeeen bevaren. Er is een probleem. Ze is pas dertien. Haar ouders – zelf avonturiers – steunen haar streven. Potverdrie, het meisje is zelfs op een boot geboren en heeft de eerste vier jaar van haar leven over de aarde rondgedoold met haar ouders.

De leerplichtambtenaar vond zoveel avonturierschap maar niets en schakelde de Raad voor de Kinderbescherming in. Die erkent dat Laura een prima opvoeding heeft genoten, maar wil toch een gezinsvoogd plaatsen om het meisje van haar tocht te weerhouden. ,,Wij maken ons zorgen over haar ontwikkeling”, zegt Richard Bakker van de Raad in NRC Handelsblad. ,,Een puber van dertien heeft veiligheid nodig en onderwijs en contact met leeftijdgenoten.” Laura, die drie paspoorten bezit, kondigde aan zich uit te schrijven uit Nederland, maar de gemeente houdt dat tegen.

Laura kan onderwijs krijgen op haar boot, daar is zelfs een speciale school voor. Blijkbaar is in Nederland een opvoeding alleen goed als je netjes thuis blijft. Als jij, met toestemming van je ouders iets avontuurlijks wil doen, moet je dat eerst afstemmen met vadertje Staat. En waar baseert de Raad zich op? Ik denk dat je met een lange tocht op zee meer leert over het leven dan in de schoolbanken van Wijk bij Duurstede.

Wat een armoedig land waar slimme, ondernemende jongeren niet meer mogen afwijken van het pad dat door de welzijnssector is aangelegd, blijkbaar het enige pad dat ‘tot een evenwichtige volwassenheid’ zou moeten leiden. Het was een leuke poging van Balkenende, maar die veelzeggende toevoeging geeft de temperatuur van de Nederlandse moed treffend weer. Toch?

Revolutie in New York

We hebben socialisme nodig – miljardairs, jullie dagen zijn geteld! Is getekend: Party for Socialism and Liberation. Overal in mijn New Yorkse wijk Harlem hangen de aankondigingen voor de socialistische conferentie aan de lantaarnpalen. In een land waar velen een publiek zorgstelsel als het voorportaal van de socialistische heilstaat beschouwen, zijn dit soort bijeenkomsten niet gebruikelijk.

Op een snikhete zaterdagmiddag is het zover. De socialisten vallen nogal uit de toon in dit straatarme en gure deel van Harlem. Linkse meisjes en jongens blijken mooi gekleed, blank, hoogopgeleid.

In de kelder van de jeugdherberg hangen vrijwilligers vlaggen op die Israël oproepen de bezette gebieden te verlaten. Of anders… Een jongen hannest met een onduidelijke statement op karton over Tsjetsjenië.

Er hangt opwinding in de lucht. De woede tegen ‘kapitalistisch tuig’ is nog nooit zo groot geweest. En dat helpt ‘de socialistische zaak’, schreeuwt de eerste spreekster, een muis van een meisje. Al snel breekt de groep in tweeën voor verdiepende workshops.

Met de helft, zeven jonge mensen, gaan we ‘het socialisme ontdekken’. Eugene, een zwaarlijvige student, gilt naar de overkant van de ruime, maar dunbevolkte kring dat het toch echt niet kan dat de grote jongens een reddingsboei krijgen toegeworpen terwijl de arbeider zijn hoofd al jaren niet boven water kan houden. Het wordt tijd voor revolutie.

Ady, die aan de overkant zit, knikt gretig. Na dertig jaar strijd gelooft hij er nog steeds in. ‘Verwacht niet meteen resultaten’, houdt hij het jonge gezelschap voor. ‘Ik krijg zelden positieve reacties. Maar bedenk, we passen in een lange traditie van opoffering en volharding. Lenin gaf het ook niet meteen op. Blijf rode dromen dromen.’

Pauze. Een aantal socialisten slentert de hitte in. Op zoek naar de Starbucks, die in deze arme wijk ontbreekt.

Gepubliceerd in: De Pers

Zo zijn onze manieren

14robbery_600
Gisteren is een beroving op 125th street, de levensader van Harlem, als volgt afgelopen, zie het stuk hier. De winkel ligt vlakbij ons oude adres en ongeveer een kwartiertje lopen van ons nieuwe, dus we kennen het buurtje wel.

Daar is Agibou

Agibou is terecht. Hij is vrijgelaten en woont in The Bronx. Ik heb hem nog niet gevonden, maar dat zal wel lukken.

Waar is Agibou?

Ik ben Agibou kwijt. Hij is een gevangene in het Elizabeth Detention Center in New Jersey, een gevangenis voor immigranten die in een procedure zitten om toegelaten of gedeporteerd te worden. Ik doe mee aan een programma dat gevangenen bezoekt en de laatste tijd bezocht ik hem.

Agibou is Guinnee ontvlucht. Naar eigen zeggen is zijn familie vermoord en is hij zelf een paar maanden vastgezet door de junta. Toen hij in december hier in de VS aankwam, is hij direct naar Elizabeth overgebracht in afwachting van zijn proces. Hij heeft niets misdaan; alleen asiel aangevraagd.

De gevangenen worden bezocht omdat ze vaak lang vastzitten, soms wel een paar jaar. Als ze al familie of vrienden hebben hier, durven die vaak niet langs te komen uit angst om zelf opgepakt te worden. Dat maakt de detentieperiode lang en eenzaam.

Afgelopen zaterdag ging ik weer langs, maar hij was weg. Ze konden niet zeggen waar hij naartoe is gegaan. Of hij vrijgelaten is (lijkt me sterk, want zijn zitting is in september), gedeporteerd, of overgeplaatst naar Texas of Tennessee. Ik ga maar eens kijken wat er is gebeurd, maar dat schijnt er moeizaam te gaan.

Een tijdje terug heb ik een verhaal geschreven over Agibou – hij heet daarin Sekou – en over het detentiesysteem. Je vindt het hier.

Op fietse

Na bijna een jaar New York ben ik sinds kort pas echt streetwise. Hoe te overleven in de metro, heb ik onder de knie. Hoe me te handhaven ‘in the hood’, zit er goed in, zeker sinds we in Harlem wonen. En hoe me te redden in het verkeer? Dat heb ik de laatste twee maanden mogen ervaren, met gebruikmaking van een oerhollands instrument.

Toen we gingen verhuizen hebben we ook een paar fietsen gekocht. Sindsdien rij ik iedere ochtend vroeg naar mijn werk (en keer ik ’s middags of aan het begin van de avond weer terug). Het is een mooie route, maar niet altijd even makkelijk. Het eerste stuk is een eitje. Eerst Lenox Avenue, dan hup, Central Park vanaf de noordkant in. Een flinke beklimming eerst en dan slalommend het park door. Heerlijk. Bij Columbus Circle weer uit het park en dan wordt het lastig.

Daar begint namelijk het zeer drukke midtown. Gelukkig is er een apart fietspad, maar weinigen trekken zich er iets van aan. Het gevaarlijkst zijn de voetgangers die zonder te kijken oversteken. Times Square is ook niet makkelijk, maar daar schiet ik meestal gewoon de rijbaan op om met het verkeer mee te denderen. Dan weer Broadway en weer op het fietspad tot aan mijn kantoor op 24th Street.

De terugweg is veel moeilijker. Via Sixth Avenue naar Central Park en dat valt niet mee. Taxi’s schieten daar als bijen naar de kant om klanten op te pikken. Het is een zesbaansweg, maar altijd vol met verkeer. Om de zoveel meter is de straat opgebroken en dat verkeer wurmt zich met veel getoeter langs. Voetgangers zijn met velen en de macht van velen maakt brutaal. Ondertussen moet je ook nog fietsriskja’s ontwijken en rijd je de hele weg door een walm van uitlaatgassen en verbrande giros.

Maar ik heb het beest getemd en mag met tot een van de enkele honderdduizenden New Yorkers rekenen die dagelijks op de fiets stapt. Daarmee heb ik me ook in de oorlog begeven die woedt tussen fietsers en de rest van de stad. Taxichauffeurs zijn best oke, maar snorders weer niet. Toeristen zijn oke, want oplettend, maar andere voetgangers lopen geregeld voor mijn fiets. In het begin remde ik dan netjes, maar die tijd is voorbij woehaha. Met andere automobilisten is het altijd ruzie. En met de politie schijnt een soort Koude Oorlog te heersen, maar daar heb ik nog niet zoveel van gemerkt.

Over het fietsen valt nog veel meer te vertellen, maar dat komt later wel. Eerst een paar filmpjes hoe het ook kan. Grappig, een deel van de route die deze idioten rijden, rijd ik ook iedere dag.

Maar dit lukt me nog niet helemaal…

Kunst op donderdag

De laatste tijd ben ik me aan het verdiepen in het werk van de Engelse straatkunstenaar Bansky. Prachtig werk, maatschappijkritisch met een knipoog. Zijn werk appeleert aan humor en steekt daarmee de draak met het gezag en de consumptiemaatschappij. Je mag ook weinig anders verwachten van een grafittikunstenaar. Kijk zeker eens op zijn website.

Hier alvast een voorproefje (het mag niet, maar ik doe het toch).

Wet-Dog-5

piltonfrisk

soldierbeth01

balloongirl_alwayshope

En nog een uitsmijter van worstkees scenario die ik erg goed vind (ook een site om zeker te bekijken).

NRCM_20090711_018_ad2

Wasseretteverhalen

In onze wasserette is altijd wel wat te zien en beleven. Niet dat de wasruimte veel voorstelt, hij heeft niet eens een naam. Maar wat de wasserette aan karakter ontbeert, maken de bezoekers ruimschoots goed. Vorige week stond een man bij de ingang tegen iemand binnen te schreeuwen. Hij had blijkbaar ruzie, of een ander probleem. Het hielp niet echt dat de man in kwestie tijdens het schreeuwen ook probeerde te eten. Het voedel lifte met de woedekreten mee. Na tien minuten vruchteloos vloeken, draaide hij zich tevreden om en ging weg. Niemand leek het raar te vinden.

Het is echter ook een plek waar mensen elkaar op beschaafde wijze te woord staan. Gisteren bijvoorbeeld ontmoette ik Robert uit Belize. Nou ja Belize, New York zou hij zelf zeggen. Hij woont hier veertig jaar en voelt zich op en top New Yorker en vooral Harlemnees. Hij zou liever in de wijk blijven wonen, maar de hoge huren hebben hem verdreven. Dat komt door mensen als jij, plaagde hij. Nee hoor, hij was er wel blij mee dat de wijk wat meer gemengd werd en de huizen weer werden opgeknapt. Nu pakte hij gewoon dagelijks de metro om rond te hangen in Harlem. Het werd me niet helemaal duidelijk wat hij deed.

Robert had veel van de VS gezien zei hij, maar geen plek was zo goed als New York. ,,Ik heb een tijd in LA doorgebracht, maar vond het daar vreselijk. Goed, het weer is fantastisch. Maar waar zijn de mensen? Je ziet er niemand op straat. Iedereen zit binnen. In zijn huis, in zijn kantoor of in zijn auto. Nee, geef mij maar New York. Hier is altijd leven op straat. Wildvreemden praten met elkaar. Iedereen gaat met elkaar om: wit, zwart, bruin, geel. Noem maar op.”

Robert houdt van de multiculturele samenleving en zo’n bleekscheet als ik vindt hij ook wel interessant. Hij is erg benieuwd naar het werk van N. en naar wat ik hier doe, hoe de wijk bevalt, hoe Nederland is. Maar het liefste nog is hij zelf aan het woord. Zijn spraakwaterval concurreert met de Spaanse soap die op volume 10 boven ons blert, maar ik kan het meeste wel volgen. Dat hij Belize niet mist, hoewel, misschien zijn hangmat op een tropisch eilandje waar hij zomers nog wel eens heengaat. Dat zijn familie van de Maya’s stamt. Dat zijn zoon hier naar de universiteit is gegaan, maar niet kon aarden en terugkeerde naar Belize.Dat hij het liefst in Central Park een potje schaak speelt. Dat hij voor geen goud het leven in Harlem mist.

Dit soort ontmoetingen heb ik geregeld in New York. Amerikanen zijn over het algemeen al kletskousen en vooral New Yorkers kunnen er wat van. Ik denk dat ik Robert nog wel tegen zal komen in de wijk. Wellicht lezen jullie binnenkort meer over hem.

We voelen allemaal wel aan dat wanneer je mensen categoriseert, je ook stereotypen kweekt en dat naar die stereotypen wordt gehandeld. Een beroemd voorbeeld hiervan is een experiment van een Amerikaanse basisschooljuf in een klein stadje in Iowa. Een dag na de moord op Martin Luther King in april 1968 besprak ze met haar 28 kinderen – in de derde klas – deze schokkende gebeurtenis. Alle leerlingen waren blank, christelijk en woonden in een afgelegen agrarisch gebied. Geen van hen kende persoonlijk een neger. Wel hadden ze hun vooroordelen klaar: negers waren dom, lui, vies, gewelddadig en onbeschaafd.

Ze wilde hen een les bijbrengen, wat het betekent om te oordelen en beoordeeld te worden op basis van stereotypen. Misschien moesten ze het maar eens voelen.

Kinderen met blauwe ogen werden gescheiden van leerlingen met bruine ogen. De blauwogigen kregen te horen dat ze slimmer, aardiger en betrouwbaarder waren. Ze kregen extra privileges. Ze mochten langer buitenspelen in de pauze, kregen een extra portie tijdens de schoollunch en werden in door de juffrouw vaker geprezen. Zij mochten wel van het fonteintje in de klas drinken. De inferieure groep moest water halen en een plastic bekertje gebruiken. De leerlingen met bruine ogen moesten een gekleurde band om hun hals dragen zodat ze direct herkenbaar waren als lid van de inferieure groep. Hoe gingen de kinderen hiermee om?

De kinderen vormden tot aan het experiment een harmonieuze groep, maar de tweespalt was een feit en een nieuwe micromaatschappij was in Eliott’s klas ontstaan. En er waren problemen. De ‘superieure’ blauwogige kinderen treiterden hun bruinogige klasgenoten en bedachten creatieve beperkingen en straffen voor hen. Ze wilden niet meer met hen spelen en in de pauze werd er zelfs tussen de groepen gevochten. De ‘inferieure’ groep raakten somber en gedemoraliseerd. Ze maakten de overhoringen aanzienlijk slechter op die dag.

De volgende dag draaide Eliott de rollen om. Ze zei dat ze een stomme vergissing had gemaakt: eigenlijk waren de kinderen met bruine ogen superieur. Nu moesten de blauwogigen de gekleurde band om hun hals doen. De rollen werden echt omgedraaid. De kinderen met bruine ogen namen stevig wraak.

Op de derde ochtend beëindigde Eliott het experiment en vertelde de kinderen dat ze hen wilden bijbrengen hoe het leven kan zijn als je slachtoffer bent van discriminatie en stereotypen. De boodschap was overgekomen. Op een reunie, de kinderen waren groot, stonden het experiment en de nare gevoelens de oud-leerlingen nog helder voor de geest.